Lidwoorden
Return to play: daar is het elke NVFS sportfysiotherapeut om te doen: elke patiënt zo snel, verantwoord en optimaal mogelijk terugbrengen op niveau. Ieder niveau, van doorsnee breedtesport tot en met absolute topsport. Beoefend door valide en mindervalide sporters. Met oog ook voor preventie, om blessures in de toekomst te voorkomen.
In onze rubriek ‘Lidwoorden’ vertellen sportfysiotherapeuten hoe zij ‘Return to play’ implementeren in de dagelijkse sportfysiotherapiepraktijk.
Alle lidwoorden van 2023
In 2023 zijn we met de volgende leden in gesprek gegaan:
- Pieter Jansen
- René Polman
- Marloes van Lierop
- Duncan Meuffels
- Mariëlle Kort
- Leon Meijer en Youri Zoon
- Mariska van Gils
- Frans van der Weijden
De vraag der vragen aan elke winnende sporter kan en mag zeker ook worden gesteld aan de winnende sportfysiotherapeut, aan dé NVFS Sportfysio van het Jaar 2023. Dus, Pieter Jansen, wat ging er door je heen toen je hoorde dat je gewonnen had? “Ik was heel blij. Even het middelpunt zijn, in het zonnetje worden gezet, dat is toch een bijzonder moment, een moment van erkenning!”
Wijd vertakt netwerk
Waar zit hem die erkenning dan in? Pieter Jansen: “Vooral in wat wij hier bij Fysiotherapie Vis in Wageningen voor elkaar hebben gekregen. Want na mijn indiensttreding in 2006 hebben we in 2007, sinds de start van de opleiding dus, hier ook sportfysiotherapie opgezet. Na mijn afstuderen als sportfysiotherapeut in 2010 zijn we van een praktijk die nauwelijks sporters trok meer en meer uitgegroeid tot de plek waar sporters uit de meest uiteenlopende takken van sport optimaal begeleid worden. Om na wat voor blessures dan ook weer zo goed en zo snel mogelijk te kunnen sporten. Daar zijn flink wat jaren overheen gegaan. Jaren waarin we, aanvankelijk ik in mijn eentje maar later nog twee sportfysiotherapeuten flink aan de weg hebben getimmerd. En nog timmeren. Met als gevolg dat we onder meer door goede contacten met sportartsen en sportverenigingen in de regio een steeds wijder vertakt aan sportfysiotherapie gerelateerd netwerk hebben weten op te bouwen.”
Over aan de weg timmeren, opbouwen en netwerken gesproken: naast alle activiteiten in en rond zijn eigen praktijk stond Pieter Jansen mede aan de basis van een regionaal knienetwerk, dat door zijn inspanningen gekoppeld werd aan Sports Valley, het High Performance Medical Centre van Ziekenhuis Gelderse Vallei. Daarnaast was hij ook nog eens betrokken bij de opleiding musculoskeletale revalidatie/sportfysiotherapie in Nijmegen.
In beweging krijgen
Om door te gaan op zijn eigen praktijk, dat is sinds anderhalf jaar ook echt zijn eigen praktijk. Pieter Jansen: “Ja, en dat eigene komt nog extra tot uitdrukking in, weliswaar binnen hetzelfde pand, onze recente verhuizing. We zitten sinds april dit jaar op de begane grond van Medisch Centrum De Poort. Alles zo transparant en open mogelijk ingericht. Zodat je vrijwel overal beweging en activiteit ziet en ervaart. Want daar is het ons om te doen: mensen activeren, in beweging krijgen!
Of het vette jaren waren, die acht jaar? René Polman heeft er gemengde gevoelens over: “Bestuurlijk hebben we het zeker niet slecht gedaan. Kijk naar hoe we Return to Play meer en meer uitdragen. Kijk naar de samenwerkingsverbanden die we tot stand hebben gebracht. Kijk naar wat we aan opleiding en scholing hebben weten te organiseren. Ja, al zeg ik het zelf, mede daardoor doet de NVFS er nog steeds toe in alles wat te maken heeft met sportfysiotherapie.”
Minder vanzelfsprekend
Tegelijk constateert hij ook wel degelijk dat de tijden in de achterliggende periode zijn veranderd. “Waar het 8 jaar geleden bij wijze van spreken allemaal bijna niet op kon, is het er inmiddels alleen maar kariger en schraler op geworden. Op alle fronten. Zoiets als clubgevoel, het bij een club willen horen, is minder en minder vanzelfsprekend. Wat voor vereniging je ook bent, ledentallen lopen terug. Het kost, ook ons, kennelijk steeds meer moeite om de voordelen van het clublidmaatschap uit te dragen. Bovendien is ook in ons vakgebied individualisering meer en meer een feit. Gezien het tijdsbeeld begrijpelijk, maar wel heel jammer. In tijden waarin ook de sportfysiotherapeut – denk alleen maar aan de administratieve rompslomp – steeds meer moet voor een steeds lager tarief, vind ik het niet raar dat er, mede afgezet tegen de contributiekosten, getwijfeld wordt aan de toegevoegde waarde van het NVFS lidmaatschap. Er heerst tegenwoordig meer en meer een sfeer van ‘bekijk het allemaal’ en ‘ik doe strikt wat nodig is voor mij’. Terwijl een simpel rekensommetje leert dat je de contributie vrij snel terug kan verdienen met de gratis webinars en de kortingen op scholing.”
“Om door te gaan op dat ‘wat strikt nodig is voor mij’… De hele kwestie van de KNGF en de SKF, dat hele keurmerkverhaal heeft ons vak en onze vereniging natuurlijk ook niet onberoerd gelaten. Heel wat fysiotherapeuten hebben de KNGF ingeruild voor de SKF. Onder hen ook een flink aantal sportfysiotherapeuten. Met als gevolg ook een behoorlijke leegloop bij de NVFS.”
Blijft een factor
Om maar eens een bekende NVFS term erbij te halen, gelooft hij voor de NVFS nog in een succesvol Return to Play? René Polman weer: “Hoe weerbarstig ook de geschetste praktijk van ons vakgebied, ik ben ervan overtuigd dat de NVFS daarin een factor blijft. Een rol kan blijven spelen. Om te beginnen door – wie mij een beetje kent, weet dat ik daar al veel langer voor pleit – meer en meer de krachten te bundelen. Meer en meer de samenwerking te zoeken met bijvoorbeeld de manueel therapeuten. Om van daaruit te komen tot een brede musculoskeletale vereniging. Een vereniging van en voor specialisten op het gebied van, in de breedst mogelijke zin van het woord, ons bewegingsapparaat. Dan heb je meer body, meer slagkracht, en doe je er dus meer toe. Bovendien ben je mede door de bredere scope van de vereniging ook beter in staat om leden toegevoegde waarde te bieden. Overigens is en blijft in deze opzet nog wel degelijk een rol weggelegd voor de KNGF. Niet zozeer vakinhoudelijk maar vooral breed ondersteunend en faciliterend. Voor alles wat niet direct specialisme gerelateerd is dus. Denk aan wezenlijke zaken als het lobbywerk richting de politiek en de zorgverzekeraars. Dan wel aan ondersteuning en advies over praktijkgerelateerde financiële en juridische aangelegenheden. Dat zou wat mij betreft een perfect toekomstplaatje zijn.”
Leuk en nuttig
Om bij de toekomst te blijven, hoe zuur misschien ook, aan het krimpende ledental van de NVFS zit ook een voordeel. René Polman legt uit: “Omdat we zo klein zijn geworden is puur een penningmeester binnen het bestuur niet meer nodig. Dat beetje financiële administratie kun je er best bijdoen. Vandaar dat wij, terwijl er naast mij nog een bestuurslid vertrekt, maar op zoek hoeven naar één nieuw bestuurslid. Maar terwijl ik dat zeg, weet ik maar al te goed dat kandidaten niet in de rij staan voor een bestuursfunctie. En dat hij of zij dus niet één twee drie gevonden zal zijn. Terwijl ik uit de eerste hand kan verklaren dat het echt leuk en zeker nuttig is, het NVFS bestuurswerk!”
Aan de ene kant – ‘’je moet nooit te lang blijven zitten’’ – goed dat na 2 termijnen, lees 8 jaar haar bestuurslidmaatschap bij de NVFS er op zit. Aan de andere kant zal Marloes van Lierop het ook gaan missen.
“Vooral om de samenwerking. Want waar ik in mijn werk toch vooral één op één bezig ben met een patiënt, doe je in het bestuur alles samen. Je stippelt samen beleid uit, je vormt samen een visie… Juist dat samen verruimt je blik en maakt je wijzer. Mede door het bestuurswerk weet je beter wat er speelt in ons vakgebied. Daardoor ga je ook anders, vooral breder kijken naar je praktijk, naar je vak, naar je toekomst, naar je leven dus. Ja, zeg maar gerust dat de afgelopen 8 jaar in het bestuur mij verrijkt hebben!”
Over dat vak, het vak van de fysiotherapeut en, in het verlengde daarvan, de sportfysiotherapeut liegen de cijfers er niet om: want terwijl de studie qua aantal aanmeldingen nog altijd populair is, houdt maar liefst 45 procent van de fysiotherapeuten het binnen 3 jaar naar hun afstuderen voor gezien. Marloes van Lierop: “Een zorgelijke ontwikkeling natuurlijk, op zijn zachtst gezegd. Maar tegelijk ook niet echt verrassend. Want zoiets als een goede CAO, nee, hebben we niet. En een feit is ook dat we steeds harder moeten werken voor steeds minder geld. Ja, dan is de rek er op een gegeven moment uit. Neem sport- en oefentherapie. Beide aantoonbaar effectief. Maar beide vereisen wel meer ruimte om te kunnen oefenen en te testen. Dat brengt extra kosten met zich mee. Maar ja, de tarieven zijn er – relatief gezien – alleen maar lager op geworden. Dus dat kan niet uit!”
Verdere specialisatie
Waar de sportfysiotherapie op zich natuurlijk al een specialisatie is binnen de fysiotherapie, gelooft Marloes van Lierop heilig in nog verdere specialisatie binnen puur de sportfysiotherapie. “Ja, de brede sportfysiotherapeut heeft zijn langste tijd gehad. We zullen meer en meer moeten specialiseren. Op de rug. de schouder, de knie, op noem maar op. Zo concreet mogelijk. Want dat biedt alle kans om je ook echt te profileren. Richting patiënten, richting collega’s, richting doorverwijzers, richting verzekeraars.”
“Bovendien draagt verdere specialisatie er ook toe bij dat je in een gezondheidszorg waarbinnen meer en meer in netwerken wordt gewerkt veel meer, veel beter je eigen gezicht kunt laten zien, je eigen plek kunt bepalen en je eigen rol kunt spelen. Zeker omdat je mede dankzij de digitalisering veel transparanter kunt zijn en al helemaal veel beter en concreter aantoonbaar kunt maken waar jij, waar jouw praktijk goed in is. Wat specifiek jouw ervaring en jouw expertise zijn. En dat sluit weer naadloos aan op de groeiende behoefte aan gerichte, gestructureerde, gespecialiseerde en daarmee meer kostenefficiënte zorg.”
Ontwikkelingen te over dus in de wereld van de (sport)fysiotherapie. Marloes van Lierop: “je zou denken: de ideale voedingsbodem voor een vereniging als de NVFS. Nee dus, het ledental daalt. Aan de ene kant is dat een teken van de tijd. Individualisering ja. En alle perikelen rond het keurmerk helpen natuurlijk ook niet. Want waar het keurmerk moet, in de zin van bijvoorbeeld intrede eis als waarborg voor kwaliteit voor netwerken en coöperaties, moet het lidmaatschap van de KNGF niet. En wie geen lid (meer) is van de KNGF is ook geen lid meer van de NVFS.”
Vanuit de inhoud
Toch ziet Marloes van Lierop nog steeds een rol weggelegd voor de NVFS. “Zeker! Ik ben er van overtuigd dat we leden mee kunnen krijgen. En aan ons kunnen blijven binden. Over binden gesproken, we moeten inderdaad meer en meer de verbinding zoeken. Vanuit de inhoud, het vakinhoudelijke dus. We zullen meer netwerken moeten vormen. Met andere vakinhoudelijke verenigingen binnen ons vakgebied. Denk aan de NVMT. En wat het mooie is, die verbinding kunnen we tegenwoordig online heel erg makkelijk maken. Ja, onze toekomst staat of valt met verdere krachtenbundeling ”
“Return to Play begint natuurlijk met het letsel op zich. Dus meestal direct al op het sportveld. Of in de praktijk van de sportfysiotherapeut.”
Negen van de tien keer voordat de orthopedisch chirurg in beeld komt. Tegelijk is het voor een optimaal Return to Play traject essentieel dat wij, orthopedisch chirurgen en sportfysiotherapeuten, daarin zo snel en vooral zo goed mogelijk samen optrekken. Complementair zijn aan elkaar.
Dus samen de diagnose stellen. Samen de mogelijkheden maar ook de beperkingen waar het gaat om het herstel in kaart brengen. En, heel belangrijk ook, daar in de communicatie richting de patiënt ook heel eenduidig in zijn.”
Sportorthopedisch chirurg
Aan het woord is Duncan Meuffels, sinds eind juni dit jaar voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Arthroscopie (NVA) en in het dagelijks leven orthopedisch chirurg aan het Erasmus MC in Rotterdam. Met als overduidelijke (super)specialisatie – (hij is betrokken bij The KneeClub) – de knie. En met, hij noemt zich niet voor niets sportorthopedisch chirurg, overduidelijk een sportieve insteek.
“Om door te gaan op dat samen optrekken, dat complementair zijn, dat gaat over het algemeen goed. Multidisciplinair samenwerken, multidisciplinaire spreekuren – zoals wij die in Rotterdam ook hebben – is meer en meer dagelijkse praktijk. Maar wat goed is, kan vrijwel altijd beter. Dus zullen we, orthopedisch chirurgen en sportfysiotherapeuten, over en weer nog meer en nog beter de samenwerking moeten zoeken. Zodat de zorg, die – laten we dat niet uit het oog verliezen – in ons land op een hoog niveau staat, er alleen maar nog beter en beter op wordt. Beter bijvoorbeeld in de zin van nog meer toegesneden op de individuele patiënt. Doen dus – en soms zeker ook laten – wat voor hem of haar het beste is.”
Preventie
Een punt van meer samenwerking zou ook preventie kunnen, misschien wel moeten zijn. Duncan Meuffels weer: “Ook daarin kunnen we elkaar sterker maken. En daarmee de zorg beter. Want in de preventieve sfeer is nog een wereld te winnen. Neem zoiets als sprong en landingstechniek. Als je die bewegingsvorm meer zou implementeren in het bewegingsonderwijs op scholen of in trainingen bij sportverenigingen, dan zou dat, zoals onderzoeken ook aantonen, de kans op voorste kruisbandletsel aanzienlijk verminderen. En daarmee het aantal operaties en revalidatietrajecten aanzienlijk doen dalen. Met alle kostenbesparing van dien.”
Over kosten gesproken, hij zou er erg voor zijn om (sport)fysiotherapie makkelijker verzekerbaar te maken en ja, liefst op te nemen in de zorgverzekering: “Met name voor de amateursporter zou dat een goede zaak zijn. Want het kostenaspect staat nu maar al te vaak een goed herstel in de weg. En maakt het vaak onnodig lang. Met als resultaat ook een vaak onnodig lang arbeidsverzuim. Met alle extra kosten van dien.”
Return to Play specialist
Zoals al eerder gezegd, Return to Play begint in de meeste gevallen bij de (sport)fysiotherapiepraktijk. Duncan Meuffels: “De sportfysiotherapeut is wat mij betreft de Retun to Play specialist. Maar om diens specialisme zo optimaal mogelijk in te vullen zijn wij (en met ons nog tal van andere aanpalende specialisten) er om vanuit ons vakmanschap mee de kaders te schetsen van elk Return to Play traject. Voor het beste resultaat staan we daarin naast elkaar. En als het aan mij ligt gaan wij dat nog meer en meer doen. Ook specifiek vanuit de NVA. Sterker nog, wij zijn als beroepsvereniging al sinds jaar en dag heel bewust en vol overtuiging een toonbeeld van openheid en van kennisdeling. Geen ook maar enigszins complementair specialisme of wij zeggen ‘sluit je bij ons aan’. Hoe meer we met elkaar delen, hoe meer we van elkaar kunnen leren, hoe beter. Voor onze beroepsgroepen. Maar zeker ook voor onze patiënten.”
Actief binnen de Regionale Organisatie Fysiotherapie (ROF) Gelderse Vallei, actief bij Stichting Het Wiel… Zelfs een vluchtig bezoek aan het Linkedinprofiel van Mariëlle Kort laat al zien dat ze samenwerking en krachtenbundeling, kortom het zoeken van verbinding hoog in het vaandel heeft. “Daar geloof ik heilig in. Niets zo belangrijk dan uit je eigen kamer komen. Om, inderdaad, alle partijen die ook maar even van nut kunnen zijn bij het optimaal herstel van een sporter bij elkaar te brengen. Voor mij staat of valt Return to Play daarmee.”
Oog en oor hebben
Kijk op de website van M-Visio, de praktijk in Wageningen waar zij nu al 14 jaar aan verbonden is en al snel wordt duidelijk dat er gewerkt wordt vanuit een holistische visie op de mens. Mariëlle Kort: “Ook dat betekent dat we altijd verder en breder kijken dan ons eigen vakgebied of specialisme. En dat we, hoe fysiek het er daar ook over het algemeen aan toegaat, bij elk herstelproces ook oog en zeker oor hebben voor het mentale aspect daarvan. Mede daarom heb ik een cursus sportpsychologie gevolgd. Begrijp mij goed, niet om sportpsycholoog te worden, maar wel om beter aan te kunnen voelen of en zo ja in welke mate mentale aangelegenheden een optimaal herstelproces van een sporter in de weg kunnen zitten. Zo heb ik dankzij de psychologiecursus beter geleerd hoe daarover het gesprek aan te gaan met de sporter. En heb ik beter leren onderkennen – daar is die samenwerking en krachtenbundeling weer – wanneer het goed zou zijn dat ik de sporter in kwestie in contact breng met een sportpsycholoog.“
Gesprek aangaan
Ter illustratie schetst ze het praktijkvoorbeeld van een VKB’er, een klimmer herstellend van een voorste kruisbandletsel. “Tot een hoogte van 50 centimeter durfde hij overal op en af te springen. Maar zodra we ook maar iets hoger gingen zag je hem haperen. Zijn spierspanning liep op, zijn ogen stonden strakker… Dan kun je, daar zijn wij als sportfysiotherapeuten heel goed in, hem – Je kunt het, je kunt het! – natuurlijk stimuleren en motiveren. Maar je kunt ook, sterker nog, je kunt veel beter het gesprek aangaan. Hem meenemen in wat jij ziet en wat hij voelt. Duidelijk maken dat dit niet meer dan normaal is. Zijn vertrouwen in zijn lichaam, zijn knie is natuurlijk (nog) niet bijster groot. Dus ja, niet zo gek dat hij twijfelt en dat het spannend is. Zo werk je, ook weer samen, aan optimaal herstel. En als ik vervolgens ook maar even denk dat het herstel daar om vraagt, ja, dan adviseer ik hem om contact op te nemen met een sportpsycholoog.”
Meer en meer aandacht
Natuurlijk weet Mariëlle Kort dat aandacht voor het mentale aspect in het kader van een herstelproces niet nieuw is. Tegelijkertijd constateert ze dat daar met name de laatste jaren meer en meer aandacht voor is. “Dat juich ik vanzelfsprekend zeer toe. Want het komt elk herstelproces, Return to Play dus, alleen maar ten goede. Maar het zou wat mij betreft over de volle breedte van de (sport)fysiotherapie nog meer een integraal onderdeel zijn van elk herstelproces.”
Over integraal gesproken, dat brengt Mariëlle Kort tot slot nog even bij het IZA, het Integraal Zorgakkoord. “Dat heeft tot doel de zorg in ons land goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Met als rode draad samenwerking tussen alle zorgpartijen. Wij sportfysiotherapeuten werken graag samen, want daar valt of staat ons vak mee. Krachtenbundeling is bij ons al jaren letterlijk en figuurlijk dagelijkse praktijk. En daarmee de basis voor Return to Play, zo optimaal mogelijk herstel, ook mentaal, voor elke sporter.”
Kitesurfen is een hoog energetische watersport die zeker de afgelopen jaren onwijs aan populariteit heeft gewonnen. De combinatie van kracht, behendigheid en adrenaline maakt het tot een uitdagende activiteit voor zowel amateurs als professionele kitesurfers. Helaas brengt deze sport ook het risico op blessures met zich mee, net zoals Youri Zoon dit heeft ondervonden met onder andere zijn schouder.
Schouderluxaties zijn een veelvoorkomend letsel bij kitesurfers, en het is van cruciaal belang dat je na een schouderluxatie de juiste begeleiding krijgt om het herstelproces optimaal te krijgen. Hier komt het belang van sportfysiotherapeuten naar voren.
Een schouderluxatie is een letsel waarbij de schouder uit de kom raakt. Kitesurfers lopen een verhoogd risico op dit letsel vanwege de aard van de sport, waarbij o.a. de schouders onder grote druk worden gezet tijdens het vasthouden van de bar/kite en het uitvoeren van tricks. Niet alle schouderluxaties behoeven een operatief herstel maar dit kan in enkele gevallen noodzakelijk zijn om de schouder instabiliteit te herstellen en daardoor de functie van de schouder weer functioneel te krijgen voor het kitesurfen.
Voor topsporters, zoals Youri Zoon, is het herstel van een schouderluxatie van cruciaal belang om hun carrière voort te kunnen zetten. Het vereist niet alleen fysieke revalidatie, maar ook mentale veerkracht en de bereidheid om te werken aan een geleidelijke terugkeer naar hun favoriete sport.
Sportfysiotherapeuten essentieel
Sportfysiotherapeuten spelen een essentiële rol in het revalidatieproces van kitesurfers na een schouderluxatie. Sportfysiotherapeuten zijn gespecialiseerd in het behandelen van sportgerelateerde blessures en hebben uitgebreide kennis van de biomechanica van het lichaam, de sport en in dit geval de schouder. Hun expertise stelt hen in staat om een individueel behandelplan op te stellen dat is afgestemd op de specifieke behoeften van de sporter.
Het werk van een sportfysiotherapeut begint met een grondige evaluatie van de blessure en de bijbehorende fysieke beperkingen. In nauwe samenwerking met de patiënt worden de revalidatiedoelen bepaald en een plan opgesteld om deze te bereiken. Dit omvat vaak een combinatie van oefeningen, mobilisatietechnieken en krachttraining om de stabiliteit, flexibiliteit en kracht van de schouder te verbeteren.
Leon Meijer – over samenwerking met kitesurfer Youri Zoon
Multidisciplinaire aanpak
De revalidatie van schouderluxaties bij kitesurfers vereist een multidisciplinaire aanpak. Daarom werken sportfysiotherapeuten vaak samen met orthopedisch chirurgen, sportartsen en andere zorgverleners om een uitgebreid behandelplan op te stellen en de voortgang van de patiënt te monitoren. Met name dit monitoren is van essentieel belang voor de (mentale)rust in een revalidatietraject. Middels testen en meten kunnen we als team goed zien waar we in het traject staan en waar we moeten bijsturen.
Natuurlijk had hij hem liever leren kennen onder het genot van een mooi glas wijn. Maar nee, zoals zo vaak bij sporters en hun fysiotherapeut markeerde een blessure het begin van hun contact. Hij is Youri Zoon, meervoudig wereldkampioen kitesurfen. Hem is Leon Meijer, sportfysiotherapeut bij fysiosportief in Groningen. De bewuste blessure was een schouderluxatie, opgelopen tijdens een worldcupwedstrijd.
Youri Zoon: ¨Ik voelde al wat pijntjes in die linkerschouder. Maar na een goede warming up ging het wel. Dacht ik, want al vrij snel tijdens de wedstrijd was de pijn niet meer te doen en moest ik stoppen. Uit de kom, zeiden de artsen op het strand. In het ziekenhuis werd de schouder weer in de kom gezet. Toen wist ik al wel dat ik mij kon gaan opmaken voor een langdurig hersteltraject. Van toch al gauw zo´n zes tot negen maanden.¨
Terug in Nederland was het daarom meteen door naar een lokaal ziekenhuis in Zeeland. Een MRI moest uitkomst brengen. Helaas, een wachtlijst, dus dat kon nog wel even duren. Youri Zoon: “Toen kreeg ik de naam Leon Meijer ingefluisterd. Niet bepaald naast de deur, helemaal in Groningen. Maar ja, ik wilde zo snel mogelijk weer op het hoogste niveau kitesurfen… Mede dankzij Leon kon ik binnen no time onder het mes. Om van daaruit te gaan werken aan mijn herstel.”
Revalideren is topsport
Leon Meijer: “Werken, zeg dat, keihard werken, want dat is het, revalideren. Ja, ik noem het ook niet voor niets topsport. Het klinkt dan wel spelerig en spelenderwijs, en natuurlijk moet je er plezier in hebben en houden, maar Return to Play kan je als sporter behoorlijk op de proef stellen. Sterker nog, ik vind dat zo´n traject altijd zo uitdagend mogelijk moet zijn en volledig in dienst staan van de hulpvraag van de patiënt/sporter. Dus de sporter niet afremmen. Integendeel, zou ik zeggen!”
Youri Zoon weer: “Juist dat sprak mij zo aan in de samenwerking met Leon. Hij gaat er letterlijk en figuurlijk stevig in. Met als overduidelijk pluspunt daarbij dat hij weet wat het is, kitesurfen. Hij doet dat zelf ook. Kan zich dus als geen ander inleven in mij als sporter en in mijn blessure.”
Leon Meijer: “Ik weet, ik kan bijna precies aanvoelen wat voor bewegingen er spelen in het kitesurfen. Ik weet dus ook wat voor krachten er daarbij vrijkomen. En welke blessures daar het gevolg van kunnen zijn. Ja, ik snap hoe het eraan toe gaat en wat er, fysiek en mentaal, allemaal komt kijken bij kitesurfen op het topniveau van Youri. Die klik, met de sporter én de sport, moet ik hebben.”
Signaal om verder te kijken
Hoe zeer ook de focus op de directe aanleiding van hun samenwerking, de schouderblessure dus en vooral natuurlijk het optimaal herstellen daarvan, voor Leon Meijer is elke blessure altijd een signaal. Een signaal om verder te kijken dan ‘alleen’ de blessure in kwestie: “Neem de schouder van Youri. Dat begon met een beetje last, dat werd erger en erger en dan opeens is het zo serieus dat hij er een aantal maanden helemaal uit is. Tegelijk is zo’n schouder natuurlijk onderdeel van het totaalplaatje van de atleet, de sporter, de kitesurfer Youri. Een plaatje waarin alles met alles te maken kan hebben. Dus kijk je altijd of en zo ja aan welke knoppen je nog meer kunt draaien om het herstel te optimaliseren en waar mogelijk te bespoedigen, maar vooral om herhaling in de toekomst te voorkomen.”
Bij Youri Zoon bleek de schouderblessure volledig op zichzelf te staan. Niet meer en niet minder dan een kwestie van domme pech of een verhaal van over-use (te veel doen in relatief korte tijd).
Leon Meijer weer: “Maar toch, tijdens zijn Return to Play traject kreeg Youri bij het kitesurfen last van zijn knieën. Hij had al een keer zijn kruisband afgescheurd en laten reconstrueren. Omdat hij er door zijn schouder een lange tijd uitgelegen had, was deze ‘oude’ blessure weer boven komen drijven. Ja, daar heb je dan natuurlijk ook mee te ‘dealen‘. Zaak was om ervoor te zorgen dat zijn knieën niet te veel naar binnen zakken. Dat hebben we voor elkaar gekregen door de voetstraps van zijn kiteboard iets aan te passen. Met succes!”
Meer en meer vertrouwenspersoon
Om terug te komen op de o zo belangrijke klik tussen therapeut en sporter, in zijn samenwerking met Leon heeft Youri Zoon deze meteen vanaf het allereerste ogenblik overduidelijk ervaren: “Mede daarom is Leon gedurende – heel bewust – ons traject veel meer geworden dan ´alleen´ mijn fysiotherapeut. Hij werd meer en meer mijn vertrouwenspersoon. Die had ik ook nodig, want zeker toen het tijd werd om weer echt in actie te komen, voelde ik mij onzeker. Niet zo gek, dat weet ik, ik had toch dik 7 maanden niet op het water gestaan. Leon begreep die onwennigheid als geen ander. Tegelijk was hij heel erg duidelijk naar mij: mijn revalidatie was top, mijn trainingen waren top, dus ik was er op en top klaar voor! Geen enkele reden om mij druk te maken of onzeker te voelen. En inderdaad, hoe simpel het ook klinkt, het werkte. Vol vertrouwen het water op, weer snel terug op niveau!”
Of het nu gaat om een sporter op professioneel of recreatief niveau, het is Mariska van Gils om het even. Als de motivatie en de gedrevenheid om na een sportblessure terug te komen op het oude niveau er zijn, verdient de sporter in kwestie zonder meer een topsportbehandeling.
Over die sporter; in het geval van Mariska van Gils is de kans groot dat het dan om een hockeyer gaat. Want de rode draad in haar leven is hockey. Bij hockeyclub Bully in Oldenzaal om precies te zijn. Daar speelde ze zelf van de D-meisjes tot en met het eerste damesteam.
Nu is ze er, naast haar alledaagse werk als fysiotherapeut, zowel clubfysiotherapeut als fysiotherapeut specifiek voor het eerste damesteam, dat uitkomt in de landelijke overgangsklasse. Daarnaast is preventie een belangrijk speerpunt binnen haar taken.
Mariska van Gils behandelt zowel jongens/mannen als meisjes/vrouwen met achtergronden binnen verschillende sporten. Dat blijft ze natuurlijk met hart en ziel doen, maar in haar inmiddels 18 jaar als NVFS erkend sportfysiotherapeut heeft zij speciale aandacht voor de vrouwelijke sportster, meer in het bijzonder de vrouwelijke hockeyer, de hockeyster dus.
Weinig etiologie hockeyblessures
Mariska van Gils: “Die specifieke interesse is allereerst een gevolg van het feit dat vrouwen (onterecht!) vaak slechts als een kleinere versie van de man worden gezien. Daarnaast ontbreekt bekendheid over de etiologie van hockeyblessures. Binnen hockey moeten we het vooral moeten doen met referentiewaarden van andere (horizontale) sporten. Neem iets toonaangevends als de recent verschenen Clinical Practice Guideline; Exercise-Based Knee and Anterior Cruciate Ligament Injury Prevention’ (Arundale et. al 2023). Hoezeer daarin ook het belang wordt onderstreept van blessurepreventieprogramma’s, er wordt geen letter besteed aan de hockeysport. Hoe goed en nuttig zou het zijn, zeker ook in het licht van Return to Play, om meer specifiek te focussen op en data te verzamelen over blessures, en het ontstaat ervan, binnen de hockeysport. Het lijkt mij van essentieel belang dit onderwerp hoog op de agenda te zetten van de KNHB, de Koninklijke Nederlandse Hockeybond.”
Over op de agenda zetten, bij haar hockeyclub Bully staat het dat al. Mariska van Gils: “Ja, binnen onze club is de laatste jaren duidelijk sprake van een professionaliseringsslag. Ook op het terrein van fysiotherapeutische begeleiding en preventie. In dat kader zijn we onlangs gestart met onderzoek naar de effectiviteit van een blessurepreventieprogramma en het volgen en verzamelen van data van jeugdspeelsters. Op deze manier trachten we, hoe beperkt natuurlijk ook binnen een enkele club, tot meer en betere inzichten te komen over hethoe en waarom van blessures. Maar ook om deze data te kunnen gebruiken wanneer een speelster onverhoopt toch geblesseerd raakt. Wat was haar niveau voor de blessure? Kortom: alles om meer en beter gericht te kunnen reageren op zowel het ontstaan als het voorkomen van blessures. Een en al Return to Play dus!”
Beter luisteren naar hun lichaam
“Daarover gesproken.. een bijkomend voordeel is, dat meer inzichten ook bijdraagt aan de kennis van speelsters zelf en hun trainers. Zo leren speelsters hun lichaam beter kennen en leren zij beter naar hun lichaam te luisteren. Trainers zijn zich door het onderzoek ook meer bewust van de inhoud en het effect van hun trainingen en hoe speelsters daar fysiek op kunnen reageren. Er is een mooie interactie tussen mij en de trainers die ook weer meer inzichten opleveren. We hebben duidelijke gezamenlijke doelen: veilig sporten en een veilige Return to Play. Dus ja, iedereen plukt de vruchten van ons onderzoek.”
Speelsters, hockeysters hebben, zoals eerder gemeld, haar speciale aandacht. Er is in de literatuur weinig aandacht voor de hockeysport, nog minder voor genderspecifieke blessures. Dat terwijl de meerderheid van de totale hockeypopulatie in ons land vrouwelijk is. Mariska van Gils: “Ik weet het nog goed. Een paar jaar geleden wilde ik in het kader van mijn Masteropleiding een pilotstudie doen naar de invloed van de menstruatiecyclus op sportprestaties van adolescente voetbalsters. Nou, dat idee werd toen bepaald niet met open armen ontvangen. Er werd zelfs lacherig over gedaan. Ik kan mij nog goed herinneren hoe verbaasd ik was. Juist dat triggerde mij nog meer om hier meer onderzoek naar te doen en aandacht voor te vragen.”
Hormoonhuishouding een factor
Terwijl we ons inmiddels meer en meer, ook in andere takken van de medische zorg, beseffen dat alleen al vanwege anatomische verschillen mannen en vrouwen niet direct met elkaar vergeleken kunnen worden, wordt er gelukkig ook steeds meer onderzoek gedaan naar de invloed van hormonale schommelingen op sportprestaties, blessurerisico’s en herstelprocessen. Ook wat dat betreft hoop ik dat – nogmaals, hoe kleinschalig ook – het onderzoek binnen onze hockeyclub meer inzichten oplevert. Iets waarmee onze speelsters alvast mee geholpen zouden kunnen zijn.
Wat we niet mogen vergeten, is dat er tijdens de huidige opleidingen veel meer ingezoomd zou moeten worden op de vrouwelijke sporter. Want pas dan neem je ook hun Return to Play echt serieus!
De geschiedenis herhaalt zich. Daar komt het eigenlijk op neer bij Frans van der Weijden. In Nederland, in de praktijk waar hij actief was, was hij in zijn rol van regiocoach/regioambassadeur voor de NVFS in Zuid-Holland jarenlang voortdurend bezig de kwaliteit van het edele vak van sportfysiotherapeut naar een steeds hoger niveau te tillen.Onder meer door het belang van het aangaan van en het samenwerken binnen netwerken en daarmee Return to Play meer en meer op de kaart te zetten en te houden.
Nu doet hij dat alweer 10 jaar ook in Zwitserland. Meer precies in Zug. Waar hij terecht kwam via LinkedIn: een oud-klasgenoot kon hem er in zijn praktijk prima bij hebben.
Nog in de kinderschoenen
Zijn verhuizing betekende vakmatig een behoorlijk stap terug in de tijd. Frans van der Weijden: “Neem inderdaad zoiets als netwerken, de patiënt centraal stellen en juist om diens herstel, diens Return to Play dus zo optimaal mogelijk te doen verlopen, samenwerkingen aangaan met huisartsen, fysiotherapeuten, orthopedisch specialisten, coaches en desgewenst de rest van de naaste omgeving. Neem ook de meer activerende aanpak en begeleiding van elke patiënt. In Nederland zijn beide inmiddels bijna standaard. Heel simpel: omdat de patiënt erbij gebaat is. In Zwitserland staat dat allemaal nog in de kinderschoenen. Let wel, voor de doorsnee alledaagse patiënt. Als het om de begeleiding van topsporters gaat, hebben de Zwitsers hun zaakjes meer dan perfect voor elkaar. Daar wordt dan ook wel degelijk interprofessioneel en activerend gewerkt en samengewerkt.”
Vanuit zijn inmiddels eigen Zugse praktijk is Frans van der Weijden hard bezig om de activerende netwerkaanpak, zeg maar het Nederlandse model, als een oliedruppeltje langzaam maar gestaag uit te laten vloeien. “Beetje bij beetje winnen we terrein. Slechten we drempels. Zoals de hiërarchie, die in medisch Zwitserland toch nog altijd een factor is. Het is toch nog maar al te vaak de huisarts die dicteert. Of de medisch specialist die regeert. Bovendien is alles strak gereguleerd. En van directe toegankelijkheid tot zorg zoals fysiotherapie is eigenlijk geen sprake. Dus ja, ik ben in de afgelopen jaren wel tegen wat muren aangelopen.”
Positief brutaal en oplossingsgericht
Aan de andere kant heeft hij ook ervaren dat wij Nederlanders er in Zwitserland goed op staan. “Zwitsers zien ons als positief brutaal. Als vriendelijk ook. En zeker als oplossingsgericht. Dat draagt er ontegenzeggelijk toe bij dat, met name natuurlijk de jongere generatie, meer en meer openstaat voor hoe ik werk. Ja, ik proef en ervaar toch iets van een kentering in hoe er tegen de zorg in het algemeen en tegen de sportfysiotherapie in het bijzonder wordt aangekeken. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het feit dat men letterlijk en figuurlijk aan den lijve ondervindt dat de activerende patiëntenbenadering, ingebed in de netwerkaanpak, het over de grenzen van het eigen vakgebied heen kijken en met elkaar samenwerken zijn vruchten afwerpt. Dat patiënten er sneller maar vooral beter door herstellen. En ook minder snel weer terugvallen.”
Frans van der Weijden ziet nog een voordeel aan de netwerkaanpak: “Een groot voordeel zelfs. Want ook al staat het belang van de patiënt altijd onaantastbaar bovenaan, de zorgverlener – de huisarts, de specialist, de therapeut – gedijt ook beter bij samenwerking. Kruisbestuiving, het over en weer delen van informatie en ervaringen, daar wordt elke zorgverlener een kwalitatief nog betere, nog ´rijkere´ zorgverlener van. Met alle betere zorg van dien. En met steeds meer tevreden patiënten van dien.”
Nog een wereld te winnen
Zo’n tien jaar ‘ontwikkelingswerk’ heeft hij er nu inmiddels opzitten in Zwitserland. Het oliedruppeltje is inmiddels van een vlekje een vlek geworden. Werken in de zorg wordt beetje bij beetje meer en meer netwerken en samenwerken. Frans van der Weijden: “Patiënten ervaren dat het beter werkt, collega’s ervaren dat het beter werkt, medisch specialisten ervaren dat het beter werkt… Dus ja, het gaat zeker de goede kant op! Tegelijk is er nog een wereld te winnen. Werk aan de winkel dus, veel werk. Want we zullen echt alle partijen, zeker ook de verzekeraars mee moeten krijgen om ook Zwitserland zorgbreed en patiënt activerend te laten samenwerken.”
Alle lidwoorden van 2022
In 2022 zijn we met de volgende leden in gesprek gegaan:
- Linda Coppens
- Stefan Janssen
- Johan Bos en Lonneke Govaert
- Robert Jongh
- Claudia Wesseling
- Rob Tamminga
- Igor Tak
Ze wenst het natuurlijk niemand toe, maar in de praktijk ziet ze dat een blessure en al helemaal de daaropvolgende revalidatie soms juist ook wel eens goed voor een sporter kan zijn. Ze is Linda Coppens, tot voor drie jaar geleden ruim twaalf jaar actief in de eerstelijns (sport)fysiotherapie maar nu al weer drie jaar fulltime actief bij het Nederlands Handbal Verbond.
Als sportfysiotherapeut op de Handbal Academie op Sportcentrum Papendal in Arnhem. Waar ze tevens betrokken is bij alle nationale dames jeugdselecties. ”Dat ik in het handbal actief ben, is eigenlijk niet meer dan logisch. Ik heb zelf gehandbald. Mede daardoor natuurlijk heb ik mij door de jaren heen steeds meer gespecialiseerd in sportblessures bij bovenhandse sporters. Tennissers, volleyballers maar vooral handballers.”
Geen piepers
Een harde sport, sowieso, handbal. Ze delen flink uit en incasseren ook flink, handballers. En als ze iets niet zijn, handballers: piepers. Linda Coppens: “Daar komt dan nog bij dat wij hier op de Handbal Academie te maken hebben met zeer talentvolle spelers en speelsters tussen de 15 en 20 jaar. Die hun hele leven hebben ingericht op het halen van de top. Ze wonen en trainen hier, ze gaan hier naar school, ze hebben hun thuissituatie verruild voor een topsportleven op Papendal. Dat maakt dat ze alleen maar harder en harder willen werken om die droom waar te maken.”
“Begrijp mij goed: niets mooiers dan te werken met jongeren die zo tot het bot gemotiveerd zijn. Al was het maar omdat het ook mij als sportfysiotherapeut motiveert om tot het uiterste voor ze te gaan. In de alledaagse sportfysiotherapeutische begeleiding, maar zeker bij blessures. Elke speelster wil daar natuurlijk zo snel mogelijk van af. En zo snel mogelijk weer de zaal in. Voluit trainen, wedstrijden spelen. Aan mij om dan ook zo snel mogelijk de diagnose te stellen en te komen, beter nog, te beginnen met het behandelplan.”
Sterker terug
Hoe zeer snelheid ook geboden is, een blessure is voor Linda Coppens ook altijd het moment om samen met de patiënt, in dit geval dus een handbalster, even pas op de plaats te maken. Verder en breder te kijken dan alleen de blessure. “Voor mij is #sterkerterug al lang niet meer alleen van toepassing op kruisbandletsel. Het gaat voor mij op voor alle blessures. Ik wil dat elke handbalster hier na een blessure sterker terugkomt. Een weer iets betere en completere speelster is geworden. Ja, dankzij een zorgvuldig geplande revalidatie. Waarin de feitelijke blessure natuurlijk leidend is. Maar we kunnen de revalidatie ook breder benutten.”
Ter illustratie komt ze met een voorbeeld uit haar praktijk: een speelster met een blessure die haar belemmerde in het optimaal gebruik van haar bovenlichaam. Linda Coppens: “Maar wat ze nog wel prima kon, haar benen trainen, voetenwerk, explosiviteit. Wat bij haar geen overbodige luxe was, maar waar ze in het strakke dagelijkse patroon van de groep niet altijd de tijd voor kreeg. Nu dus wel. Waardoor ze, want ook haar blessure werd heel planmatig aangepakt, na haar revalidatie inderdaad sterker terugkwam. Dat blijven bewegen en blijven trainen van wat nog wel kan ondanks een blessure is trouwens sowieso essentieel voor een zo optimaal mogelijke revalidatie. Zo kan iemand met een kruisbandblessure vaak al verrassend snel toch weer ballen gooien. Door te blijven trainen binnen wat mogelijk is ondanks de blessure, wordt de stap van behandelbank naar sportveld kleiner en vloeiender.”
Verwachtingsmanagement
Over een optimale revalidatie gesproken, daarin gaat het in het algemeen maar zeker bij uiterst gemotiveerde handbalsters als die bij Linda Coppens op de Handbal Academie over meer dan alleen het fysieke ongemak en herstel. “Het gaat ook over verwachtingsmanagement. Over afremmen vaak ook. En daarmee ook over mentale begeleiding. Want ook al is een speelster er fysiek klaar voor om te gaan trainen of te gaan meedraaien in wedstrijden, pas als ze er ook mentaal klaar voor is, kortom pas als ze fysiek en mentaal weer 100 procent in balans is, is de revalidatie echt een succes.”
Hij ziet ze komen en gaan: de nieuwe lichting sportfysiotherapeuten. Niet zo gek, want Stefan Janssen is sinds 2020 (hoofd)docent en leidinggevende van de Master Fysiotherapie, specialisatie Sportfysiotherapie Hogeschool Utrecht.
In de zeven jaar daaraan voorafgaand was hij kerndocent binnen deze opleiding. Daarnaast is Stefan werkzaam als sportfysiotherapeut in de eerstelijnszorg. Begonnen in loondienst en nu in zijn voormalige eigen praktijk in Breda, waar hij nog elke week een dag te vinden is.
Optimistisch gestemd
Om door te gaan op de nieuwe lichting sportfysiotherapeuten: is hij optimistisch gestemd waar het gaat om de toekomst van de sportfysiotherapie en daarmee van de sportfysiotherapeuten in ons land? Stefan Janssen: ¨Ja, want ik denk dat er binnen ons zorgstelsel en zeker tegen de achtergrond van de veranderende maatschappij en stijgende zorgkosten een belangrijke rol is weggelegd voor de sportfysiotherapeut. Bijvoorbeeld waar het gaat om het implementeren van kennis in de praktijk ter preventie van sportblessures en het initiëren van een cultuurverandering om dit resultaat te bewerkstelligen. Wat dat betreft is er nog een wereld te winnen. Bijvoorbeeld door, en elke sportfysiotherapeut kan daarin een aanjager zijn, ook anderen in de sport- en zorgcontext meer preventiebewust te laten denken en handelen.¨
Waar het gaat om de toekomst ziet Stefan Janssen nog een rol weggelegd voor de sportfysiotherapeut: ¨Zeker in de acute zorg. Nu melden mensen met sportgerelateerd letsel zich in de regel bij de huisarts, de spoedeisende hulp of de orthopedisch chirurg. Kun je nagaan hoeveel zij ontlast zouden worden als die mensen zich meteen bij ons, bij de sportfysiotherapeuten zouden melden. Wetende dat ze bij ons op dat moment in de beste handen zijn. Want zodra ze bij ons aankloppen, begint het proces naar Return to Play. Wetende bovendien dat wij van nature gewend zijn om, als daar aanleiding voor is, andere specialisten – zoals de orthopedisch chirurg of de sportarts – bij het herstel en bij het proces gericht op Return to Play te betrekken.¨
Kritisch blijven
Terug naar de studenten sportfysiotherapie. Bijna van nature zijn zij gefocust op het starten van een behandelproces. Dit vaak vanuit een lineaire en reductionistische benadering, van A naar B: dit is het probleem, dat is de oplossing. Bijna letterlijk uit het boekje. Stefan Janssen: “Handelen en behandelen is natuurlijk goed. En goed behandelen, conform richtlijnen, protocollen en het beroepsprofiel, vormt een basis voor ons klinisch fysiotherapeutisch handelen. Maar, en dat leren we studenten meer en meer, het is wel zaak om kritisch naar elk herstelproces te blijven kijken. En zeker ook om kritisch te blijven kijken naar je eigen rol daarin. Want de praktijk is vaak onvoorspelbaar, grillig en onzeker. Juist de momenten dat er zich iets onvoorspelbaars aandient in een herstelproces zijn waardevolle momenten. Op die momenten is er meer nodig dan de basis. Die momenten vragen om de optimale combinatie van een reflectieve houding, onderzoekend vermogen en het integreren van evidentie en creativiteit in het zoeken naar oplossingen voor het betreffende klinische vraagstuk. Daar leer je van als sportfysiotherapeut. Daar word je een betere sportfysiotherapeut van.”
Waar je als sportfysiotherapeut zeker ook beter van wordt in je vak: verder kijken dan de blessure op zich. Stefan Janssen: ¨Natuurlijk is de sportfysiotherapeut in de kern een professional in een klinische setting. Natuurlijk draait het bij Return to Play om diagnostiek en behandeling van een gezondheidsprobleem in een specifieke sportcontext. En natuurlijk stellen we samen met de cliënt doelen en komen we tot een prognose voor wat betreft het bereiken daarvan.¨
Meer dan fysiek ongemak
“Maar, hoe goed we dat dat ook allemaal inzichtelijk en in de vingers hebben, we merken meer en meer dat herstel meer vraagt dan puur het overwinnen van fysiek ongemak. Want dat fysieke ongemak kent vaak lastige allesbehalve fysieke bijwerkingen. Neem het vertrouwen in het eigen lichaam. Dat krijgt door het letsel of de blessure maar al te vaak een enorme knauw. Met alle negatieve gevolgen voor het herstelproces. En, zelfs na in principe volledig fysiek herstel, heeft mogelijke angst om weer geblesseerd te raken invloed op het zelfvertrouwen. Met alle stress van dien.
Over stress, beter gezegd nog meer stress, gesproken: voor heel veel mensen is sporten een uitlaatklep voor hun vaak drukke bestaan. Niet sporten betekent dus niet kunnen ontstressen. Met alle spanningen van dien. Privé en op het werk. Wat niet sporten vaak ook betekent? Letterlijk langs de kant staan. En dan niet langs de kant van het veld – dan zou het misschien nog te doen zijn – nee, langs de kant van de samenleving. Niet onder de mensen komen. Niet participeren dus. Vereenzamen.”
Holistische benadering
Daarom wordt de nieuwe lichting sportfysiotherapeuten ook geleerd dat Return to Play niet alleen om de blessure of het letsel, maar om de hele mens draait. De holistische benadering dus. Waarin ook wel degelijk psychologische en psychosociale aspecten een belangrijke rol spelen. Stefan Janssen tot slot: “Optimaal herstel, optimale Return to Play vraagt van sportfysiotherapeuten dus ook dat ze open staan, oog en oor hebben voor niet-fysieke signalen van cliënten. En daar ook – waar nodig in samenwerking met daarvoor geëigende specialisten – naar (be)handelen.”
Om aan te geven hoe ver ze gaan en hoe zeer ze geloven in hun samenwerking: speciaal voor de deelnemers aan de Enschede Marathon van dit jaar organiseerden ze daaraan voorafgaand een hardloopcheck.
Je hoefde je als loper maar per e-mail aan te melden en je kon in het Medisch Spectrum Twente (MST) gratis terecht bij een team van onder meer orthopeden en sportfysiotherapeuten. Onder hen Lonneke Govaert, orthopedisch chirurg in het MST en Johan Bos, mede-eigenaar van, maar voor dit verhaal vooral sportfysiotherapeut bij Topvorm Twente.
Wekelijkse sportspreekuur
Hun samenwerking gaat terug tot maar liefst 2010. Dat ze op hun wekelijkse sportspreekuur elke patiënt samen zien, is inmiddels dan ook de gewoonste zaak van de wereld. Johan Bos: “Met zijn tweeën, zeker vanuit verschillende vakgebieden, weten we niet alleen meer, we zien ook meer dan één. Dat maakt onze combinatie meer dan de som der delen.”
Lonneke Govaert: “De toegevoegde waarde van onze krachtenbundeling heeft ook alles te maken met het feit dat Johan en ik er volledig gelijkwaardig inzitten. Dat is vanaf het allereerste begin een voorwaarde geweest voor onze samenwerking: geen enkele drempel tussen orthopeed en fysiotherapeut en andersom.”
Johan Bos weer: “Mede daarom, dat krijgen we nadrukkelijk terug, putten onze patiënten extra vertrouwen uit het feit dat ze door vier gespecialiseerde ogen onder de loep worden genomen. Sterker nog, die extra dosis vertrouwen vertaalt zich ook direct in meer vertrouwen tijdens hun revalidatie.”
Lonneke Govaert: “Daarover gesproken, een heel belangrijk pluspunt is zeker ook dat we de patiënt na onze gezamenlijke intake blijven volgen. Ja, ons contact is en blijft uiterst intensief. Zodra ik bij een controle, of Johan tijdens bijvoorbeeld een revalidatie oefening van de patiënt ook maar ergens van moet fronsen, dan steken we de koppen bij elkaar. En sturen we bij.”
Bekend en erkend
De patiënt, de orthopedisch chirurg, de sportfysiotherapeut… Hoe prettig, hoe goed ze het ook met elkaar kunnen vinden, waar en vooral hoe staat de huisarts, toch ook een belangrijke schakel in de zorg, in deze hechte manier van samenwerken? Lonneke Govaert: “Ons sportspreekuur is voor de huisartsen in de regio inmiddels zonder meer bekend en erkend. Wat wil je, want als het om een trauma, letsel of een onbegrepen klacht gaat, dan kan de huisarts een patiënt direct doorverwijzen naar het sportspreekuur. En daarmee direct naar de gebundelde expertise van én een orthopeed én een sportfysiotherapeut. Met alle voordelen van dien voor elke patiënt weer.”
Direct reageren
Johan Bos: “Het sportspreekuur, de samenwerking, ze zorgen voor nog iets heel belangrijks voor het herstel van elke patiënt: snelheid. Vanaf het allereerste begin tot en met het allerlaatste stukje van de revalidatie, we zitten er bovenop. Altijd en overal. Om direct te kunnen reageren.”
Over hun patiënten, hun populatie is divers, maar – Enschede is een studentenstad en de Universiteit Twente (UT) telt maar liefst 40 sportverenigingen – bestaat voor de overgrote meerderheid toch uit jong volwassenen. Lonneke Govaert: “Ze zijn over het algemeen intelligent, kritisch ook, willen maar al te vaak het naadje van de kous weten. Al helemaal als het gaat om het herstel na een blessure of wat voor lichamelijk sportletsel dan ook. Dan merk je hoe prettig het is om samen te werken. Om samen antwoorden te kunnen geven op hun vragen. Om samen het complete beeld, het totaalplaatje van én de blessure én het herstelproces te kunnen schetsen. Dat wordt gewaardeerd, merken wij.”
Alleen maar beter van
Johan Bos: “Maar wat het zeker ook doet, het draagt bij aan een zo snel maar vooral zo goed mogelijk herstel van de patiënt. Ja, ons sportspreekuur, onze verschillende maar tegelijk gebundelde specialismen, ze zijn zonder meer een positieve factor in waar het ons als sportfysiotherapeuten toch altijd om te doen is: Return to Play. Dus daarom, collega sportfysiotherapeuten: ga voor samenwerking! Met specialisten binnen, maar zeker ook buiten ons vakgebied. Want – en ik, beter gezegd wij kunnen erover meepraten – daar word je, maar daar worden vooral je patiënten, alleen maar beter van!”
Robert is actief voor IKAIKA Sports / One4One Sport en Adidas.
Met elke patiënt die zijn spreekkamer inloopt, komt ook meteen Return to Play mee naar binnen. De hulpvraag van de patiënt geeft het startsein van dat proces. Een proces van de lange adem, van geduld. Want herstel vraagt tijd. Weken, niet zelden maanden. En het vereist duidelijkheid en eerlijkheid. Want honderd procent herstel is zeker niet altijd vanzelfsprekend.
De spreekkamer waar het hier over gaat, is de spreekkamer van Robert Jongh. Hij is sportfysiotherapeut en mede praktijkhouder van Fysiotherapie Jongh & van Osta in Rijen. Daarnaast is hij actief voor IKAIKA Sports / One4One Sports, dat zich toelegt op de begeleiding – in de breedste zin van het woord – van vooral Keniaanse topatleten en voor Adidas. Zelf is hij ook een fervent hardloper. De marathons van Boston, Berlijn en New York heeft hij al ´op zak´. Op zijn to do lijstje staan nog London, Chicago en Tokyo. Dan heeft hij alle zogeheten World Major Marathons op zijn palmares.
Instant positief effect
Terug naar Return to Play. Naar de lange adem dus. En geduld. Robert Jongh: “Daar is de huidige maatschappij niet zo van. Alle technologie waar wij ons in ons dagelijks leven mee omringen, heeft er zeker ook voor gezorgd dat we snel, om niet te zeggen direct resultaat verwachten. Instant positief effect. Maar ook al kunnen we technologisch ook in ons vak steeds meer, ons lichaam is in essentie nog steeds ons oude, vertrouwde lichaam. Sterker nog, vroeger waren we aanzienlijk actiever dan nu, wat leidt tot deconditionering van ons houdings- en bewegingsapparaat. Dit vergt meer tijd om aan te passen aan nieuwe of zwaardere fysieke belasting.”
Tegelijk is het een feit dat we mede dankzij corona en alle lockdown beperkingen wel anders zijn gaan bewegen. Omdat sportclubs en fitnesscentra niet open waren zijn meer mensen gaan hardlopen. Robert Jongh: “Op zich natuurlijk een prima ontwikkeling. Maar ja, dan willen we daar tegenwoordig natuurlijk wel meteen resultaten van zien. We willen zichtbaar vooruitgang boeken. Maar al te vaak zonder ons af te vragen of ons lichaam wel gewend is om te bewegen. Laat staan klaar is om ineens veel meer te gaan bewegen. Met, niet meer dan begrijpelijk, alle kans van dien op blessures.”
Verwachtingen managen
Terug naar het begin, naar de patiënt die zijn spreek-/behandelkamer binnenkomt. Terug dus naar het allereerste begin van Return to Play. Robert Jongh: “In gesprek gaan met de patiënt, uitleggen wat er aan de hand is, verwachtingen managen, een realistisch einddoel bepalen, daar gaat het allereerst om. Een ding moet daarbij heel helder zijn: dat patiënt en sportfysiotherapeut het samen doen, dat Return to Play een gezamenlijk traject is. Dat over en weer commitment vraagt, zo niet eist.”
“Wat ook essentieel is in het kader van Return to Play: dat je naar de hele patiënt, naar de hele mens kijkt. En dus ook zijn of haar gedrag daarin meeneemt. Want al zijn onze methodieken en technieken, al is onze apparatuur heel generiek inzetbaar, elke patiënt is uniek. Zoiets als een boekje met daarin standaardrecepten voor het verhelpen van zo’n beetje alle denkbare blessures en aandoeningen, nee, dat is er niet. Bij elke patiënt weer is het weer helemaal uitdokteren van de strikt individueel zo optimaal mogelijke aanpak. Om er per patiënt het maximale uit te halen. En uiteindelijk dat gezamenlijk bepaalde realistische einddoel te bereiken.”
Verder dan eigen vakgebied
Over kijken naar de hele patiënt, naar de hele mens, dat betekent ook verder kijken dan het eigen vakgebied, verder kijken dus dan alleen de sportfysiotherapie. Robert Jongh: “Heel veel blessures zijn, zoals dat met een mooi woord heet, multifactorieel. Die overstijgen de sportfysiotherapie. En vragen, ook weer met het oog op een individueel voor elke patiënt zo optimaal mogelijke behandeling, om het inschakelen van aanverwante specialisten. Vanuit dat oogpunt heb ik tijdens de eerste lockdown het HardloopExpertCentrum opgericht, een multidisciplinair platform om zowel beginnende hardlopers als wedstrijdatleten optimaal te begeleiden. Binnen het platform werk ik als sportfysiotherapeut nauw samen met de sportpodotherapeut, de sportdiëtist, de sportarts en een coach, tevens collega fysiotherapeute. Waarmee eens te meer duidelijk is dat Return to Play inderdaad makkelijker gezegd is dan gedaan. Maar tegelijk is het wel degelijk prima te doen: als je – ik kan het niet genoeg benadrukken – als sportfysiotherapeut en patiënt maar eerlijk en duidelijk bent naar elkaar. Vanaf het allereerste moment samen in de spreekkamer.”
Voor sportverenigingen organiseert ze Train de Trainer-sessies. Om de trainers mee te nemen en inzicht te geven in wat er allemaal komt kijken bij het na een blessure weer zo verantwoord mogelijk terug laten komen van een sporter.
Ze is Claudia Wesseling, sportfysiotherapeut bij Goedzorg Fysiotherapie (vestigingen in IJsselmuiden, Kampen en Genemuiden) en eigenaar van Sterk in Sport, waarmee ze zich nadrukkelijk toelegt op preventie. “In de breedst mogelijke zin van het woord. In het kader van Return to Play met als voornaamste doel om recidief te voorkomen. Daartoe kijken we samen met de sporter hoe we de kans daarop zo klein mogelijk kunnen maken. Bij de Train de Trainer-sessies komen alle vormen van preventie aan bod. Niet alleen met het oog op een zo optimaal mogelijke samenwerking, zeker ook om trainers zonder uitgebreide (medische) staf hierin te kunnen ondersteunen.”
Lijdend en leidend voorwerp
Claudia Wesseling: “Alles gaat en draait daarbij vanzelfsprekend om de sporter. Hij of zij is niet alleen het lijdend, maar zeker ook het leidend voorwerp in het hele proces van
Return to Play of, zo noem ik het ook vaak, Return to Sport. Met hem of haar samen stippelen we de strikt persoonlijke route daarheen zorgvuldig uit. Tegelijk is het een feit dat geen sporter in dat proces een eenling is. De naaste omgeving is daarin zeker ook een factor. De ouders (zeker bij jonge sporters), de familie, de partner, de trainer, de coach, de teamgenoten… Allemaal zijn zij, soms heel bewust, soms onbewust onderdeel van het herstelproces na een blessure.”
Sociale druk
“Bovendien spelen er belangen. Voor de korte (een belangrijke wedstrijd bijvoorbeeld) én de lange termijn (in hoeverre staat de toekomst van de sporter op het spel?). Dat brengt sociale druk met zich mee. Van ouders, trainers en coaches. Maar ook van medespelers met opmerkingen als ‘Ik stond na twee weken alweer in het veld’. Binnen dat krachtenveld moet je als sportfysiotherapeut dus je weg zien te vinden. Dat begint met iedereen mee te nemen in het proces. Door iedereen te informeren. Door kennis te delen. Over de aard van het letsel of de blessure. Over de dilemma’s die spelen. Over de risico’s, de kansen en de mogelijkheden. Over de hersteltermijn. Over geduld. Kortom over het belang van een in alle opzichten zo verantwoord en zo effectief mogelijk Return to Play proces.”
De sporter is de baas
“Dat alles in het besef dat je, hoe professioneel je ook te werk gaat en hoe goed je je vak ook verstaat, je toch altijd niet meer en niet minder dan een adviserende rol hebt. Natuurlijk geef je met volle overtuiging aan wat volgens jou het beste is voor het herstel van een sporter. Natuurlijk maak je ook duidelijk dat jouw keuze voor een bepaalde aanpak mede is ingegeven door contacten met een team van aanpalende specialisten. Denk aan een sportarts of aan een orthopeed. Maar dan nog is er uiteindelijk maar één iemand de baas over het lichaam van de sporter: de sporter zelf!”.
“Het streven is altijd de eerstvolgende wedstrijd… Tenzij”.
Nee, niemand hoeft Rob Tamminga te vertellen wat Return to Play betekent in en voor de dagelijkse praktijk van voetbalclub AZ. Hij is er immers al 7 jaar hoofd fysiotherapie. Kent de druk op de ketel. Voelt hem. Elke dag weer.
“Die druk moeten er ook zijn, vind ik. Die moeten wij ons ook opleggen. Door er elke dag weer bovenop te zitten. Op alle spelers. Met al hun pijntjes, klachten en blessures. Zaak om zo snel mogelijk helder te krijgen wat er speelt en daar ook direct naar te (be)handelen.”
Wie dat allemaal zijn, die wij waar Rob Tamminga het over heeft? Om te beginnen gaat het om 3 fysiotherapeuten bij de A-selectie. Plus 5 fysio´s bij de AZ Jeugdacademie. Aangevuld met 2 fulltime en 10 parttime fysiotherapie stagiaires. Dus zeg maar gerust een aardig leger aan fysiotherapeuten. En natuurlijk maakt ook een full time clubarts deel uit van de medische staf.
Verdere professionalisering
Rob Tamminga weer: “Door de jaren heen is door alle geledingen binnen de club het principe van Return to Play steeds beter en beter geborgd. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de ontwikkeling die de club heeft doorgemaakt. Neem het feit dat wij inmiddels toch een constante factor zijn in de top van de Eredivisie. Dat heeft mede geresulteerd in meer financiële armslag. En daarmee ook in een steeds verdere professionalisering o.a. op medisch gebied.”
Daarover gesproken, mede in het licht van Return to Play: waar het gaat om diagnostiek, revalidatie en testen en meten heeft AZ inmiddels qua expertise, faciliteiten en apparatuur zo’n beetje alles in eigen huis. En kan dus nagenoeg alles uitgevoerd worden binnen het eigen trainings complex.
Breed vertrouwen
Tijdens het gesprek met Rob Tamminga loopt een speler, ervaren verdediger Bruno Martins Indi, bij hem binnen. Om zich, mede op verzoek van Rob, te mengen in het gesprek over Return to Play. Martins Indi is daar heel duidelijk over: “De mentaliteit van een speler is van grote invloed! Over het algemeen willen spelers altijd zo snel mogelijk weer spelen, ook bij klachten, pijntjes of na een blessure. Dat alles afhankelijk van de ernst natuurlijk. Hij zou daarin eerder afgeremd dan gestimuleerd moeten worden. Mits zijn mentaliteit goed is. Het belangrijkste daarbij is vertrouwen. Om te beginnen natuurlijk in de medische staf, maar ook in de fysieke en de voetbaltechnische trainersstaf. Zo heb je al gauw een groep vertrouwenspersonen, ook een zaakwaarnemer hoort daarbij, om je heen. Zo ontstaat er een breed gedragen vertrouwen om zo veilig, snel en verantwoord mogelijk weer binnen de lijnen te zijn.”
Rob Tamminga weer: “Het is altijd zoeken naar de juiste balans. Want ook al wil iedereen het beste voor iedere speler, er spelen verschillende belangen. Wij als medische staf geven een advies over of en zo ja wanneer een speler weer inzetbaar kan zijn. Dat advies wordt eigenlijk altijd overgenomen. Ook dat is een kwestie van vertrouwen. En van veel overleg en afstemming. Binnen en met de medische staf maar ook dagelijks met fysieke en trainersstaf. Ja, je mag wel zeggen dat er bijna voortdurend contact is. Waardoor alle betrokkenen voortdurend op de hoogte zijn van wat er allemaal speelt rond en met spelers. En daar naar kunnen handelen.”
Waken voor tunnelvisie
Over contact zoeken, over overleg en afstemming… Waar het volgens Rob Tamminga in het kader van Return to Play, van het zo optimaal mogelijk weer terugbrengen van spelers zeker ook om gaat: verder kijken dan alleen het voetbal, in zijn geval dus alleen AZ. “Je moet altijd waken voor tunnelvisie. Waken dus voor tunnelbehandeling, voor doen wat je altijd al deed. Daarom halen wij hier bij AZ bewust mensen vanuit andere sporten in huis. Dat geeft een frisse blik, nieuwe inzichten. En daarmee nieuwe impulsen aan hoe wij werken. Zo heeft onze clubarts een schaats- en onze algemeen directeur een honkbalverleden. Daarom heb ik buiten AZ, bij de Bergman Clinics Naarden, nog elke week een sportspreekuur met orthopeed Henk van der Hoeven. Daar krijg ik hele andere sporters uit hele andere takken van sport in behandeling. Ook dat houdt mij scherp en zorgt ervoor dat ik niet verval in gewoontes en routines, maar elke speler elke keer weer als nieuw beschouw. En behandel. Daarbij gesteund door een schat aan gegevens. Want elke speler hebben we hier bij AZ via allerlei metingen, tests en controles fysiek helemaal in kaart. Zo up to date als maar kan. Juist die betrouwbare data bieden de solide basis om zo vrij, zo fris en zo breed en daardoor vaak zo effectief als maar kan te werken aan herstel. Aan Return to Play dus!”
“Duidelijkheid verschaffen. Als iets belangrijk is in het kader van Return to Play, dan is dat het wel. Maar tegelijk leert de praktijk dat fysiotherapeuten daar niet zo goed in zijn. Dat we maar weinig, te weinig duidelijkheid verschaffen of durven te verschaffen.”
Wie deze duidelijke taal spreekt? Igor Tak*, sportfysiotherapeut van beroep en hier vooral aan het woord vanuit zijn rol als docent en wetenschapper op het gebied van de sportfysiotherapie.
Geen garantie
“Return to Play, dat klinkt iedereen die, om wat voor fysiek ongemak dan ook, niet meer aan het spel kan deelnemen natuurlijk als muziek in de oren. Want wie wil dat nou niet, weer kunnen spelen?! Weer de sport doen die je zo graag deed?! Die je zo leuk vond?! En waar je misschien wel heel goed in was?! Is Return to Play niet een nogal vage belofte? Is het alleen maar het deelnemen aan sport of zegt het ook iets over het niveau van sport waarop je terugkeert? Voor een sporter betekent het vaak automatisch het oude niveau van voor de blessure. Dat is wat iedere sporter toch het liefst wil horen. Maar die 100% garantie, nee, die kunnen we met geen mogelijkheid geven. En juist daar moeten we heel duidelijk over zijn. We kunnen wel de omstandigheden optimaliseren en zo zorgvuldig mogelijk te werk gaan, en ook daar moeten we helder over zijn. Alles draait bij de sportfysiotherapeut om Return to Play. En dat vraagt soms om beslissingen die niet de meest makkelijke zijn: het uitstellen van weer deelname aan sport op het veld of op de baan, om wat voor reden dan ook, is niet het makkelijkste, maar soms essentieel. We willen niet alleen dat iemand weer snel terugkomt maar ook duurzaam. De sportfysiotherapeut heeft juist oog voor die combinatie.”
En de wetenschap dan?! Is er geen wetenschappelijk onderzoek dat dieper inzoomt op Return to Play?! Igor Tak weer: “Nee, eigenlijk niet. Natuurlijk, er is meer dan genoeg wetenschappelijke onderbouwing voor de stelling dat sporters na een blessure weer aan het sporten komen. Dat wordt al langere tijd gedocumenteerd. Maar de focus op de vraag of sporters hun sport dan ook weer kunnen beoefenen op het oude niveau, dat is echt iets van de laatste paar jaar en dat antwoord moet voor heel veel blessures en behandelingen echt verder worden uitgewerkt.”
Zaak dus dat er meer wetenschappelijk onderzoek komt naar de ins en outs van Return to Play. Liefst snel, want in de regel duurt het toch gauw zo´n vijf tot tien jaar voor de resultaten daarvan hun weg weten te vinden naar de werkvloer.
Als dit, dan dat…
Igor Tak: “Tot die tijd is het voor de sportfysiotherapeuten vooral zaak om verwachtingen te managen en individueel een zo goed als mogelijk geïnformeerde afweging te maken. Bij elke sporter, met welke blessure dan ook weer. Dat managen van verwachtingen begint bij het in kaart brengen ervan. Wat zijn de kansen op herstel? Wat zijn de daarvoor bepalende criteria en wat zijn de factoren die van invloed zijn op de individuele sporter? Dat soort vragen zullen moeten worden beantwoord. Om er vervolgens ook consequenties aan te verbinden. Voor sommige blessures is er echt wel bekend dat het voldoen aan bepaalde criteria de succeskans op duurzame Return to Play toeneemt. Maar dat moeten we dan wel optimaal uitnutten. Het optimaliseren van kracht en snelheid, liefst op het niveau van voor de blessure, evenals het toepassen van veldrevalidatie en sportspecifieke trainingsvormen om ook mentaal te kunnen wennen aan de specifieke sport context. Allemaal bewezen waardevol; en dat is toch echt het domein van de sportfysiotherapeut. In de zin van als dit, dan dat. Zo vormen we samen met de sporter in kwestie een afgestemd herstelplan en zo werken we gezamenlijk aan herstel. Let wel, dit samenwerken betekent vaak hard werken met toewijding van beide partijen.”
Over samenwerken gesproken, dat gaat verder dan alleen sporter en sportfysiotherapeut. Igor Tak: “Om te beginnen is het zaak om daar ook de naaste omgeving van de sporter bij te betrekken. Denk dus naast de vanzelfsprekende samenwerkingspartners als de orthopedisch chirurg en de sportarts ook vooral aan de coach, de trainer, de zaakwaarnemer en, zeker bij jongere sporters, de ouders. Ook zij moeten meegenomen worden in en duidelijkheid krijgen over het herstelplan en de criteria waarnaar gestreefd wordt. Want dan worden ook hun verwachtingen goed gemanaged. Dat geeft rust en vertrouwen. Het beste verhaal is een eerlijk, helder en transparant verhaal.”
Eerlijk zijn
Om daar op door te gaan: minstens zo belangrijk voor de samenwerking is te beseffen wanneer je deze als sportfysiotherapeut moet beëindigen. Ook daar moet je duidelijk en eerlijk over zijn. Want als jij in het kader van het herstel op een gegeven moment niets meer kunt betekenen voor de sporter in kwestie, dan is het zinloos om de samenwerking te rekken, het levert dan immers niets op. Dat betekent overigens niet dat je de sporter aan zijn lot overlaat. Integendeel, je zoekt dan juist weer de samenwerking met alle andere specialisten die op dat moment van waarde kunnen zijn – denk aan chirurg, sportarts, psycholoog of misschien wel de bewegingswetenschapper – om verder herstel, in lijn met de verwachtingen, in de beste banen te leiden. De beste sportfysiotherapeuten zijn dus teamplayers, dat kan niet anders.”
*Igor Tak is sportfysiotherapeut bij Fysiotherapie Utrecht Oost – het centrum voor Sport, Beweging en Gezondheid in Utrecht en post-doc onderzoeker bij de Amsterdam Collaboration on Health & Safety in Sports, 1 van de 11 wereldwijde IOC Research Centers.
Ben je lid en wil jij ook aan het woord?
Heb jij een boeiend verhaald te vertellen over ‘Return to Play’? Neem dan contact met ons op.